1) Welke zin staat in de directe rede geschreven? a) Lois zei: "De vakantie was geweldig." b) Lois zei dat de vakantie geweldig was. c) Lois vertelde dat ze een geweldige vakantie had. 2) Welke zin staat in de directe rede geschreven? a) De leerlingen riepen dat ze niet nog een toets wilden. b) De leerlingen riepen: "Nee niet nog een toets!" c) De leerlingen wilde niet nog een toets en protesteerden luid. 3) Welke zin staat in de indirecte rede geschreven? a) De buren zeiden dat ze eraan komen. b) De buren riepen: "We komen eraan!" c) "We komen er zo aan, hoor!" Riepen de buren. 4) Welke zin staat in de indirecte rede geschreven? a) Mijn vader zei: "Welkom allemaal. We zijn blij dat jullie er zijn." b) Mijn vader heet iedereen welkom die binnenkomt. c) Mijn vader lachte: "Welkom, wat fijn dat jullie er zijn." 5) Welke zin staat in de directe rede geschreven? a) Mijn moeder zegt dat ik mij er niets van aan moet trekken. b) Mijn moeder zegt: "Trek je er toch niets van aan!" c) Mijn moeder zei dat ik er niet naar moest luisteren.

Directe rede en indirecte rede

Табло

Визуален стил

Опции

Шаблон за превключване

Възстановяване на авто-записаната: ?