1) .... ik de huur moest betalen, had ik een probleem a) toen b) waar c) wanneer d) wie 2) Ik vind het niet leuk ..... ik geld voor mijn verjaardag krijg a) wanneer b) als c) toen d) hoe 3) .... je het huiswerk af hebt, kun je naar de film gaan. a) als b) wie c) toen d) hoe 4) Hij nam een dag vrij ... zijn vriend dat aan hem vroeg a) als b) hoe c) toen d) wanneer 5) Ik vroeg hem .... hij had gestudeerd a) waar b) toen c) als d) wie 6) .... je dat wil doen, ben ik je heel dankbaar. a) waar b) toen c) als d) hoe 7) Je mag mijn auto lenen .... je hem om 18 uur terugbrengt a) toen b) waar c) hoe d) als 8) Vertel me .... je dat wil gaan doen a) als b) toen c) hoe d) wanneer 9) Ik geef je het geld .... je geslaagd bent a) waar b) als c) toen d) wie 10) Vertel me .... je grote liefde is a) wanneer b) als c) toen d) wie

De bijzin : als, toen,vraagwoorden

Табло

Визуален стил

Опции

Шаблон за превключване

Възстановяване на авто-записаната: ?