1) Ik begrijp dat woord niet. a) Ik vraag het in de les. b) Ik drink het in de les.  2) Waar ben je nu? a) Ik ben hier in mijn huis. b) Ik ben soms in mijn huis. 3) Wie zitten daar? a) Daar zitten meneer en mevrouw De Jong. b) Daar zitten mensen De Jong. 4) Hoe heet die man? a) Even denken ... Hij heet Ali. b) Even begrijpen... Hij heet Ali. 5) Met wie is Joost getrouwd? a) Hij is getrouwd bij Anna. b) Hij is getrouwd met Anna. 6) Is Mike een Amerikaan? a) Nee, hij komt bij Canada. b) Nee, hij komt uit Canada. 7) Is Mariam vandaag op school? a) Mariam gaat vandaag niet naar school. b) Mariam gaat vandaag niet bij school. 8) Wat wil je drinken? a) Goed. En met jou? b) Ik wil een kopje thee. 9) Welke tekst lezen we? a) Vandaag lezen we tekst 1. b) Soms lezen we tekst 1. 10) Waarom ga je naar school? a) Ik ken de mensen op school. b) Ik ga naar school om Nederlands te leren.

Thema 1 Kennismaken Tekst 1 Achternaam?

Табло

Визуален стил

Опции

Шаблон за превключване

Възстановяване на авто-записаната: ?