1) to be divorced a) familieleden b) buurman; buurouw c) verhuizen d) gescheiden zijn 2) family members a) buurman; buurouw b) familie zijn van c) familieleden d) getrouwd zijn 3) favourite a) familie zijn van b) lievelings- c) verhuizen d) getrouwd zijn 4) to be married a) getrouwd zijn b) enig kind c) lievelings- d) voorstellen 5) to move a) verhuizen b) lievelings- c) tweeling d) getrouwd zijn 6) neighbour a) familie zijn van b) gescheiden zijn c) buurman; buurouw d) familieleden 7) to be an only child a) enig kind b) buurman; buurouw c) lievelings- d) familieleden 8) to be related to a) familieleden b) familie zijn van c) lievelings- d) gescheiden zijn 9) twins a) voorstellen b) tweeling c) familieleden d) lievelings- 10) to introduce a) buurman; buurouw b) voorstellen c) tweeling d) getrouwd zijn

Family English/Dutch

Κατάταξη

Οπτικό στυλ

Επιλογές

Αλλαγή προτύπου

Επαναφορά αυτόματα αποθηκευμένου: ;