1) Ik (knippen) mijn haar zelf. a) knip b) knipt c) knippen 2) jij (knippen) mooi recht! a) knip b) knipt c) knippen 3) Hij/zij (knippen) elke dag op school. a) knip b) knipt c) knippen 4) Wij (knippen) graag. a) knip b) knipt c) knippen 5) Ik (knutselen) nooit. a) knutsel b) knutselt c) knutselen 6) Jij (knutselen) veel. a) knutsel b) knutselt c) knutselen 7) Hij/zij (knutselen) niet graag. a) knutsel b) knutselt c) knutselen 8) Wij knutselen met veel plezier. a) knutsel b) knutselt c) knutselen 9) Ik (fluisteren) tijdens mijn werk. a) fluister b) fluistert c) fluisteren 10) Jij (fluisteren) niet. a) fluister b) fluistert c) fluisteren 11) Hij/zij (fluisteren) tijdens de les. a) fluister b) fluistert c) fluisteren 12) Wij (fluisteren) in de klas. a) fluister b) fluistert c) fluisteren

knippen, knutselen, fluisteren

Tulostaulu

Visuaalinen tyyli

Vaihtoehdot

Vaihda mallia

Säilytetäänkö automaattisesti tallennettu tehtävä ?