1) Waar is de hond? Hond _______ de tafel. a) in  b) achter c) onder d) boven e) voor f) op 2) Waar is een kat? Kat ________ de tafel. a) op b) onder c) achter d) voor e) in f) boven 3) Waar is de hond? Hond _______ de boom. a) op b) onder c) achter d) voor e) tussen f) boven 4) Waar is de bal? Bal ________ de doos. a) achter b) voor c) naast d) in e) onder f) boven 5) Waar is de jongen? Hij staat _______ de deur. a) achter b) in  c) boven d) voor e) op f) naast 6) Waar is de muis? Muis _______ de tafel. a) in b) onder c) naast d) boven e) op f) achter 7) Waar is de olifant? Olifant _______ de stoel. a) naast b) tussen c) op d) onder e) in f) achter 8) Waar is de muis? Muis _______ de doos. a) op b) in c) voor d) boven e) onder f) tussen 9) Waar zijn de boeken? Boeken __________ de tafel. a) in b) op c) naast d) tussen e) achter f) onder 10) Waar zijn de katten? Katten ________het bed. a) op b) onder c) voor d) boven e) tussen f) achter 11) Waar is de beer? Beer _________ de spiegel. a) voor b) op c) boven d) achter e) onder f) in 12) Waar zijn de kinderen? Kinderen __________ de boom. a) voor b) tussen c) achter d) naast e) onder f) op 13) Waar is de olifant? Olifant _________ de auto. a) in b) onder c) achter d) tussen e) naast f) voor 14) Waar is het meisje? Ze zit _________ de dozen a) in b) onder c) achter d) tussen e) naast f) voor 15) Waar is een kat? Kat _________ honden. a) op b) onder c) achter d) tussen e) naast f) voor

Preposities op onder in achter voor naast

Papan Peringkat

Gaya visual

Pilihan

Berganti templat

Pulihkan simpan otomatis: ?