1) Op vakantie hebben wij fietsen... (huren) a) gehuurd b) gehuurt c) gehurt d) gehurd 2) Ik heb gisteren ....................(voetballen) a) voetbalt b) gevoetbalt c) voetgebald d) gevoetbald 3) Ik heb een vliegtuig ....................(horen) a) hoort b) gehoord c) gehord d) gehoort 4) Jullie hebben gisteren goed ....................(sporten) a) gespoort b) gespord c) gespoord d) gesport 5) Ik heb hard...(studeren) voor mijn toets. a) gestudeert b) gestudert c) gestudeerd d) gestuderd 6) Mijn opa heeft tijdens het logeren verhalen ... (vertellen0 a) vertelled b) verteld c) vertelt d) gevertelt 7) Mijn hond heeft heel lang ... (leven) a) geleefd b) geleeft c) geleevt d) geleevd 8) Wij hebben ons huiswerk naar de docent ... (mailen) a) gemailt b) gemaild c) mailed d) gemailet 9) Ik heb vorige week zondag 20 kilometer ... (fietsen) a) gefietst b) gefietsd c) gefietsed d) fietst 10) Wij hebben tijdens tekenles schilderijen... (maken) a) gemakt b) gemaakd c) gemaked d) gemaakt 11) De treinreis heeft 4 uur ... (duren) a) gedurt b) geduurd c) geduurt d) gedurd 12) Tijdens de voorstelling werd mooi ... (dansen) a) gedanzt b) gedansd c) gedanst d) gedanzd 13) We hebben in de zomervakantie veel... (reizen) a) gereist b) gereizd c) gereizt d) gereisd 14) Ik heb een postzegel op de brief.............(plakken) a) geplaakt b) geplakd c) geplakt d) geplakket 15) Mijn buurman heeft vanmorgen het gras ...............(maaien) a) gemait b) gemaait c) gemaaid d) gemaaied

Classifica

Stile di visualizzazione

Opzioni

Cambia modello

Ripristinare il titolo salvato automaticamente: ?