1) Je doet niets.  Waarom ________? 2) We hebben vakantie. Wanneer ________? 3) De foto's zijn klaar. Wanneer ________? 4) De boeken liggen in de kast. Waar _________? 5) Je bent thuis. Wanneer _______? 6) Je gaat weg. Waarom _______? 7) Het is laat. Hoe ________? 8) Jullie zijn niet thuis. Wanneer _______?

Līderu saraksts

Vizuālais stils

Iespējas

Pārslēgt veidni

Atjaunot automātiski saglabāto: ?