1) De bal is van Mohamad. Het is ............. bal. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 2) Het boek is van mij. Het is ............. boek. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 3) Het potlood is van Fatima. Het is ............. potlood. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 4) Jij hebt een mooie fiets. Het is ....................... fiets. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 5) Ik heb 2 mappen. Het zijn ......................... mappen. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar e) onze f) hun 6) JIj hebt 2 leraressen. Het zijn .......................... leraressen. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 7) Het meisje heeft een leraar. Het is ................ leraar. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 8) Ik woon op de derde verdieping. ..................... appartement is klein. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 9) Hayatullah heeft een blauwe jas. ................................... jas is mooi. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 10) Viktor heeft 7 kinderen. Het zijn .......................................... kinderen. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 11) Ik heb een dochter. .......................... dochter draagt een bril. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 12) Jij hebt een zoon. ................................ zoon is 5 jaar. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar 13) De lerares heeft een zwarte stift. Het is ............................ stift. a) mijn b) jouw c) zijn d) haar

CBE BOW NT2 BT2 Bezittelijke voornaamwoorden mijn, jouw, zijn, haar

Ranking

Estilo visual

Opções

Alterar modelo

Restaurar arquivo salvo automaticamente: ?