1) Sonja ______ op bezoek bij haar buren. a) zijn b) bent c) is 2) De buren ______ een nieuwe keuken. a) heb b) hebben c) heeft 3) U ______ van harte welkom. a) is b) ben c) bent 4) Jullie ________ te laat. a) is b) ben c) zijn 5) U ______ een mooie auto. a) hebben b) hebt c) heeft 6) We _______ weer thuis. a) zijn b) ben c) is 7) Henk ________ een nieuw huis. a) hebben b) heb c) heeft

Hebben en zijn

ustvaril/-a

Lestvica vodilnih

Vizualni slog

Možnosti

Preklopi predlogo

Obnovi samodejno shranjeno: ?