1) Jij ... vaak naar de tv. a) kijk b) kijken c) kijkt 2) Hij ... elke dag naar het nieuws. a) kijk b) kijkt c) kijken 3) Ik ... alleen naar films op de tv. a) kijken b) kijkt c) kijk 4) Wij... elke dag wat anders. a) kijken b) kijk c) kijkt 5) Ik ... net de andere kant op. a) kijkte b) keken c) keek 6) Wij... naar de dolfijnenshow in het pretpark. a) kijkten b) keek c) keken 7) Hij/ zij... naar mij. a) keken b) keekte c) keek d) kijkte 8) Jij ... daar vroeger altijd naar. a) keek b) kijkte c) keken

werkwoord kijken/ keken

排行榜

視覺風格

選項

切換範本

恢復自動保存: ?