Ik doe zaterdags boodschappen in de supermarkt., We drinken in de pauze koffie in de kantine., Ik schrijf mijn huiswerk altijd in mijn schrift., Ik doe na het eten de afwas., De cursisten luisterden met z'n allen naar de cd., Vandaag is het mooi weer., Gisteren was het koud., We hebben volgende week een toets., De docent was de vorige les ziek., De docent schrijft de moeilijke woorden op het bord.,

Zet de zinnen in de goede volgorde -hoofdzin. Beter Nederlands

排行榜

視覺風格

選項

切換範本

恢復自動保存: ?