Waar: ik kende, jij/U kende, hij/zij kende, wij kenden, ik kon, jij kon, hij/zij kon, wij konden, ik wilde, jij wilde, hij/zij wilde, wij wilden, Niet waar: ik kente, jij/u kande, hij/zij kante, wij kenten, ik konde, jij konde, hij/zij konde, wij kunten, ik wilte, jij/u wilte, hij/zij wilte, wij wilten,

kennen, kunnen, willen vt

Edetabel

Visuaalne stiil

Valikud

Vaheta malli

Kas taastada automaatselt salvestatud ?