1) Ik heb gisteren een mooie film... (kijken) a) gekeken b) gekeeken c) gekijkt d) gekeekt 2) De race is goed... (beginnen) a) begonen b) begonnen c) begond d) begint 3) Het regende heel hard dus heeft mama mij ... (brengen) a) gebrengd b) gebragt c) gebracht d) gebrongen 4) Zo laat opblijven hebben wij nooit ... (mogen) a) gemoggen b) gemocht c) gemogen d) gemoogt 5) De winkelier heeft mij goed... (helpen) a) geholpen b) gehielpt c) gehulpen d) gehelpt 6) Heb jij de Mario Bros. film al ... (zien) a) gezagd b) gezien c) gezagen d) geziend 7) Ik heb veel boeken mee...(nemen) a) geneemd b) genamen c) genomen d) geneemt 8) Opa en oma zijn gisteren op bezoek ... (komen) a) gekomd b) gekomen c) gekwamen d) gekwamt 9) Wij zouden dit nooit allen hebben... (kunnen) a) gekond b) gekund c) gekand d) gekunnen 10) Wat had ik zonder jullie... (moeten) a) gemoesten b) gemoeten c) gemoet d) gemoed 11) Ik heb mijn beste vriend gisteren... (spreken) a) gespraken b) gespreekt c) gesproken d) gespreken 12) Ik heb nog nooit zo snel naar huis...(rijden) a) geroden b) gereden c) gerijden d) gereed 13) Ik heb voor mijn verjaardag een nieuwe fiets...(kopen) a) gekogt b) gekocht c) gekoopt 14) Ik heb het nog tegen je...(zeggen) a) gezegden b) gezijden c) gezegd d) gezegen 15) Ik heb jou verkeerd...(begrijpen) a) begreep b) begrepen c) begreepten d) gebegreept 16) Wij zijn nog lang op het feestje...(blijven) a) gebleven b) geblijfd c) geblefen d) gebleeft 17) Ik heb daar lang over... (denken) a) gedagt b) gedacht c) gedochten d) gedenkt 18) Ik heb heel hard mijn best...(doen) a) gedoen b) gededen c) gedaan d) gedeed 19) Ik heb gisteren veel water... (drinken) a) gedranken b) gedrinkten c) gedronken d) gedrinkt 20) Ik heb genoeg...(eten) a) gegoten b) gegaten c) gegeten d) geëet 21) Ik heb net de planten water...(geven) a) gegeefd b) gegaven c) gegeven 22) Ik heb vorige week veel...(lezen) a) gelezen b) geleest c) gelijzen d) gelast 23) Ik heb een week ziek in bed...(liggen) a) gelogen b) gelegen c) gelagen d) geligt 24) Ik heb nog nooit zo hard...(lopen) a) geliept b) gelopen c) geliepen d) geloopt 25) We hebben lang in de rij...(staan) a) gestaat b) gestaan c) gestonden d) gestond 26) Ik heb een lang verhaal ...(schrijven) a) geschreeven b) geschreven c) geschreeft d) geschrijfd 27) Ik ben weer iets...(vergeten) a) vergoten b) vergatten c) vergeten d) vergat 28) Ik heb mijn lievelings boek terug... (vinden) a) gevinden b) gevonden c) gevind d) gevond 29) Ik heb ...(vragen) of hij wilde komen. a) gevroegen b) gevraagd c) gevrogen d) gevroegd

Maak het voltooid deelwoord - perfectum.

לוח תוצאות מובילות

סגנון חזותי

אפשרויות

החלף תבנית

האם לשחזר את הנתונים שנשמרו באופן אוטומטי: ?