Ben je al een beetje gewend ____ je nieuwe huis? Houd nou eens op ____ ruziën! Ik ben je beste vriend, je kan altijd een beroep doen ____ mij. Als je gebruikt maakt ____ je creditcard, kan je airmiles sparen. Iedereen heeft een hekel ____ grammatica, toch? Portland staat bekend ____ de hipster sfeer en alle foodtrucks. Ik ben niet geïnteresseerd ____ dat onderwerp. Dat hangt af ____ of ik tijd heb. Mijn zus is totaal niet op de hoogte ____ mijn leven. In de loop ____ volgende week kunnen wij misschien afspreken? Het is moeilijk om rond te komen ____ een minimumloon in Hawaii. Dat restaurant houdt geen rekening ____ dieetwensen. Tijdens de vergadering liepen wij tegen een probleem ____ . Hij ziet erg op ____ het examen. Je moet openstaan ____ veranderingen. Kan ik er ____ rekenen dat je op tijd komt? Mijn kleindochter schaamt zich ____ mijn Nederlandse accent. Ieder mens heeft recht ____ vrijheid. Ik ben deze week aan het solliciteren ____ een nieuwe baan. Er is geen sprake ____ schuld als je een hert aanrijdt. Ik mocht niet meedoen aan de toets, want ik voldeed niet ____ alle eisen. Ik ben nu op weg ____ mijn werk, kan ik je later terugbellen? Er kwam veel kritiek ____ het debat. Als gevolg ____ inflatie wordt alles duurder. Ik heb gebrek ____ ervaring.

Werkwoorden met vaste preposities (zinnen)

Lyderių lentelė

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?