1) Juf Sophie heeft 2 kinderen a) juf Sophie b) heeft c) 2 d) kinderen 2) Gisteren gingen wij zwemmen. a) Gisteren b) gingen c) wij d) zwemmen 3) Morgen is mijn broer jarig. a) morgen b) is c) mijn broer d) jarig 4) Mijn kat heeft honger. a) Mijn kat b) heeft c) honger 5) De vogel vliegt naar de boom. a) de vogel b) vliegt c) naar d) de boom 6) Slaapt de hond in zijn mand? a) slaapt b) de hond c) in d) zijn mand 7) De tak valt op de grond. a) de tak b) valt c) op d) de grond 8) Hoorde jij ook een harde knal? a) hoorde b) jij c) ook d) een harde knal 9) Reed die auto door rood? a) Reed b) die auto c) door d) rood 10) Ik hang slingers op voor mijn verjaardag. a) ik b) hang c) slingers d) mijn verjaardag

Wat is de persoonsvorm?

Tabela

Vizuelni stil

Postavke

Promeni šablon

Vrati automatski sačuvano: ?