1) Hoe ______ je school?  a) zitten b) staat c) spel 2) De docent zegt: "We gaan _____!" a) dingen b) papier c) beginnen 3) Micha en Manuel ______ in de klas. a) zitten b) dingen c) makkelijk 4) De opdracht is niet moeilijk. De opdracht is _____. a) potlood b) staan c) makkelijk 5) De cursisten zien veel ______ in de klas. a) zitten b) dingen c) leren 6) De man _____ buiten. a) gum b) zien c) staat

Rebríček

Vizuálny štýl

Možnosti

Prepnúť šablónu

Obnoviť automaticky uložené: ?